Varsity complex

Beeld door Odile Verzantvoort

Zouden wij even
Uw aandacht mogen vragen
Geef ons een paar
Minuten van uw tijd

Dit is een verhaal over Dick Hamming, een welhaast mythisch figuur in het Groninger studentenleven en in de geschiedenis van Aegir. Verhalen over ‘Dicky’ hebben over het algemeen 2 componenten: een anekdote
van onwerkelijke proporties gevolgd door een kanttekening van vergelijkbare tragiek.

Want er ligt iets op ons hart
Ons trouwe Aegirhart
En dat willen we
Vanavond even kwijt

Ik kende Dicky persoonlijk en heb zoals velen met hem gelachen en gedronken. Ook was ik bij hem toen hij met terminale kanker in het hospice
in Groningen lag. Maar daar komen we nog.

Icoon
Zeker door de huidige generaties Aegirleden wordt Dicky vereerd als een icoon. Zijn gehavende Aegirjasje hangt op eenzame hoogte in het saphok, als een vaandel van wat het is om Aegirlid te zijn. Een karikatuur die verworden is tot de beschermheilige van de fuifroeier. Misschien wat
ongelukkig voor iemand die de sport zo hoog in het vaandel had. Maar dit verhaal gaat niet over de karikatuur die Dick is geworden, maar
over de man zoals generaties Aegirleden hem hebben gekend. En daar zitten ongemakkelijke elementen bij. Hier geldt: wat een leuk of mooi
verhaal lijkt, is het meestal niet. Het is een combinatie die hem is blijven achtervolgen.

Neem dat jasje. Het lijkt een eer, maar het is eigenlijk een brevet van onvermogen. Want Dicky had aangegeven in dat jasje begraven te willen
worden. En dat is niet gebeurd. Mocht u inmiddels denken “who the fuck is Dicky?”, dan gaan we u daar nu mee helpen.

We hebben samen
Al heel veel meegemaakt
We hebben beide kanten
Van het blik gezien
En ja dan ga je vergelijken
Toen met nu
U doet dat ook wel eens misschien

Eeuwige student
Dick kwam aan in het jaar 1943 en belichaamt voor Groningers het concept van de eeuwige student. Omdat hij geen reünist van Vindicat wilde
worden, bleef hij tot zijn dood in 2005 ingeschreven als student Spaans. Vanaf 1945 roeide Dick bij Aegir, om te herstellen van een motorongeluk
waarbij hij zijn been had verbrijzeld. Dick herstelde niet alleen, maar was en bleef een uitgesproken gedreven sportman.

Dick was bijvoorbeeld wereldkampioen blootvoet-waterskiën voor senioren en de oudst bekende persoon die dat achterwaarts kon. In de jaren
’50 brak hij al eens zijn nek met waterskiën, maar liet zich in 1986 nog
voortslepen door een Aegir-acht voor het TV-programma ‘Wedden Dat?!’
(zoekt en gij zult vinden op YouTube). Zijn status als eeuwige student
geeft hem bovendien de kans om als 79-jarige nog een keer studentenkampioen waterskiën te worden.
Dick was oprichter van de kunstijsbaan in Groningen en startte zelf drie
keer de Elfstedentocht. Toen hem eens in Workum werd aangeraden te
stoppen, stempelde hij het voorhoofd van de ijsmeester af. Die anekdote
was hem als vooruit gereisd toen hij, uiteindelijk twintig minuten te laat,
aankwam in Leeuwarden. Hij kreeg ‘de groeten uit Workum’.
Ook was Dick duiker. Hij hoorde van vrienden dat dit hem het best paste.
“De enige sport waarin je eens twintig minuten je bek houdt.”
Dick kon hard fietsen. Op zijn 78ste, met de kanker al in zijn lijf, wilde hij
in Adorp het nieuwe verkeersbord ‘u rijdt te hard’ laten oplichten. Helaas
was ook het opstaande randje tussen het fietspad en de weg nieuw. Resultaat: een zware hersenschudding, twee gebroken wervels, drie gebroken ribben en een ingeklapte long.
En uiteraard kon Dick ook roeien. Hij voer 22 keer in de skiff (!) de Ringvaartregatta en krijgt bij zijn pensioen een skiff cadeau van Aegir, de
‘Never (re)tired’.

Snippers
Naast al dat sporten was Dick
er ook op borrels altijd. Zoals hij zelf zei: “Ik heb een borrel niet nodig, maar als hij langskomt stuur ik hem ook niet weg.”

Je hoeft in ieder geval geen psycholoog te zijn om te weten dat er onder die eindeloze vrolijkheid van Dicky een groot verdriet schuilging. Dick werd in 1925 in Eelde geboren als zoon van een huisarts. Hij werd vernoemd naar zijn oudere broer, die was verongelukt toen hij werd overreden door de eerste auto van het dorp. Toen Dick 8 jaar oud was overleed zijn vader aan een hartinfarct en een jaar later pleegde zijn moeder
zelfmoord.
Hij hing aan de jeugd. Toen hij na het eerdergenoemde racefietsongeluk in het ziekenhuis belandde, vond hij het afschuwelijk om een kamer te
moeten delen met drie leeftijdsgenoten. “Echt oude mannen. Jezusmina, dacht ik bij mezelf, hoor ik hier nu bij? Ik ben gewend om te gaan met
studenten en met jonge roeiers, daar zit even wat meer vaart in. Dáár kan een hele hoop en ik wil nog zo graag een hele hoop. Geregeld hoor ik
ze dan zeggen: ‘Die tijd heb jij toch gehad.’ Dat is ook wel zo, maar het is nog zo leuk om eraan mee te doen.”

Meneer de zweep erover
Maak er mannen van
Stop ze niet in een donzen bed
Maar in een ijzeren ledikant
Laat ze buigen
Laat ze kruipen
Draai de duimschroeven maar aan
En doen ze iets dat u niet zint
Dan mag u slaan

De bom
Een paar jaar geleden ontploft er een bom. Dat
sluimerende, missende puzzelstukje kreeg de
vorm van een toneelstuk. Zoon Hent (inmiddels
58) brengt een stuk op het podium over wat
de schooljuf eufemistisch de ‘blauwe plekken’
noemde. Het gaat over de eindeloze mishandelingen die hij heeft ervaren als zoon van Dick. Over
de hardheid waarmee Dick probeerde doorzettingsvermogen in het algemeen en sport in het
bijzonder erin te rammen. Letterlijk.
Hent vertelt in het toneelstuk over die andere Dick. ”Als hij zijn haar
kamde, doken wij al weg.” Over hoe Dicky’s handen en voeten uithaalden,
al dan niet gewapend met een steelpannetje, een stuk hout, een mes of
een windbuks.
Hent herinnert zich onder meer hoe ze naar de 10 kilometer schaatsen
op TV zaten te kijken. Hij was ongeveer 9 jaar oud en vroeg hoeveel
rondjes de schaatsers moesten rijden. Zijn vader gaf het antwoord niet
en vond dat zijn zoon dat toch eenvoudig zelf moest kunnen uitrekenen.
Toen dat niet lukte, sloeg hij het antwoord eruit. Het antwoord kwam
niet, dus het slaan ging door tot Hent van onder tot boven open lag.
Daarvan was Hent’s moeder getuige en keek uit het raam.

De wegkijkers
Het is een toneelstuk over iedereen die wegkeek, waarbij ook expliciet
de ‘vrinden van Vindicat en Aegir’ genoemd worden. Waarbij het wegkijken ongetwijfeld was ingegeven door het sympathieke, welbespraakte,
humoristische en sportieve karakter van Dick. Een man die ook nog eens
uitblonk in zijn vak als kinderarts.
Het is lastig om het toneelstuk niet te zien als een afrekening. Toch is dat niet de bedoeling van Hent. Het gaat over het zichtbaar maken van
de mishandeling waarmee 120.000 kinderen op dit moment te maken
hebben in Nederland.
Hent zegt: “Ik heb de minste moeite met mijn vader. Ik denk dat ik wegkijken erger vind.” Zijn moeder voorop. “Wij werden zo geslagen. Welk
gesprek voerden mijn vader en moeder ‘s avonds in bed?” Hent heeft nooit professionele hulp gezocht. Wat het effect van zijn tirannieke vader is geweest op zijn ontwikkeling – hij weet het niet. Hij weet alleen
dat hij de angst voorbij was toen hij op zijn zestiende vertrok. “Vanaf dat
moment had ik de regie. Mijn ouders heb ik nooit vertrouwd, ik heb nooit een beroep op ze gedaan. We hebben er nooit over gesproken, ze hebben
nooit hun excuses gemaakt.” Hij kiest ervoor om zijn militaire dienst bij
het Korps Commando Troepen te doen. Daar lag de lat hoog, zoals hij gewend was. 

Wij weten zeker
Dat dat de jeugd zal sterken
En uiteindelijk tot resultaten leidt
Zodat Aegir,
Zo voorspellen wij,
Binnen korte tijd
Van het Varsitycomplex weer wordt bevrijd

Toen ik Dicky zelf bezocht in dat hospice in Groningen, heb ik het met eigen ogen gezien. Ik zag iemand die eenzaam was en de controle over de
situatie was verloren. Hoe kan het zijn dat iemand met zoveel vrienden
uiteindelijk de praeses van Aegir moet vragen als executeur-testamentair? En onze gevierde Aegirmoeder Lies Wallis de Vries de inboedel moet
helpen verdelen?
De afwikkeling van Dicky’s overlijden onderstreept het tragische karakter van zijn leven. Dicky was een karikatuur en daar houden we van in
het studentenleven. Dat is goed voor de verhalen. Maar het toneelstuk
van Hent brengt een (voor velen) nieuw gegeven
aan het licht, dat bij uitstek de herinnering aan
Dicky en de waarden die hij vertegenwoordigde
dodelijk verwondt. Omdat wij als Groningers in
hem juist het concept van eeuwige jeugd hebben gevierd.
De ongebreidelde energie die gepaard gaat met
het nooit volwassen worden. Zijn vak als kinderarts paste daarbij helemaal in het plaatje. Dicky als hoeder van de jeugd. De nieuwe getuigenissen over zijn sadistische opvoeden brengen daaraan onherstelbare schade toe.
“Voor zijn eeuwige jeugd heeft Hamming slechts één uitleg”, staat in 1993 in het Nieuwsblad van het Noorden, “Levensmoed en levensblijheid. Dan kun je de hele wereld aan.” Het klinkt achteraf nogal wrang.

No FEAR
Toch is het ingewikkeld om meer dan 15 jaar na iemands dood te claimen
aan waarheidsvinding te doen. Iedereen is zich bewust dat Dick niet meer
zijn kant van het verhaal kan vertellen. Daarom ben ik maar dicht bij mijn
eigen beleving gebleven.
De verhalen van zijn kinderen passen uiteindelijk bij het versnipperde
beeld dat ik van Dick heb overgehouden. Het beeld van een bijzondere,
maar ernstig gemankeerd man met een groot onvermogen om tot echt
geluk te komen.
De huidige generatie Aegirleden zal met deze nieuwe realiteit zelf invulling moeten geven aan de ‘verantwoordelijkheden die horen bij de
volwassenheid en bij het ouderschap’. De studenten van nu zijn immers
de vaders (en moeders) van straks. Ook zij zullen de verhalen van Dicky’s
kinderen uiteindelijk moeten zien voor wat ze zijn: de ingewikkelde, ongemakkelijke, maar onvermijdbare realiteit van kindermishandeling.
Een leven van anekdotes met een tragische kern. Het is Dicky die ik weer
in zijn Never (Re)tired zie stappen, met de grijze borstharen van een
75-jarige. In een shirt zonder mouwen met daarop de tekst ‘No FEAR’.
Met kinderlijke trots wijst hij naar de hoofdletters en zegt:
“FEAR. Fuck. Everything. And. Run.”